Genetica/Erfelijkheid
Een kind lijkt op zijn/haar ouders en vaak wat minder op de grootouders,
neven/nichten.
Een gelijkenis met achterneven/nichten is vaak al wat moeilijker te zien.
Ook bij dieren is er zo’n gelijkenis met de ouders. Voor planten is het verhaal
vergelijkbaar.
En dan zijn er ook fossielen te vinden van mammoeten, en diverse soorten
mensachtigen.
Maar de mens is
natuurlijk wel speciaal, dus om dat allemaal zo maar te vergelijken…
Toen Darwin in 1859 met zijn evolutieleer kwam, was dat dus behoorlijk
omstreden.
En dan was er ook nog de monnik Mendel die proeven deed met erwten.
Mendel kruiste erwtenplanten met telkens 1 eigenschap verschillend:
Rood-Rood
(RR) geeft rode erwten, Rood-wit (Rw) geeft ook rode erwten, en wit-wit (ww) geeft
witte erwten.
Hierom noemde hij Rood dominant
en wit recessief.
Aan de buitenkant ziet het er Rood uit (dit wordt Fenotype genoemd).
Aan de binnenkant kan het óf RR óf Rw zijn (dit
wordt Genotype genoemd).
Laten we eens naar de menselijke oogkleur kijken, versimpeld 1 gen en 2 kleuren: Bruin en blauw.
(In werkelijkheid 6 genen en meer kleuren…).
Een gen codeert voor een bepaalde
erfelijke eigenschap. Van elk gen bestaan varianten, de allelen.
Als de allelen/gen-copiën gelijk zijn, heet dat homozygoot. Zijn ze ongelijk, dan wordt dat heterozygoot genoemd.
Bij de ogen is Bruin (B) dominant, en de blauwe (b) oogkleur is recessief.
Dan
hebben we BB en Bb wat bruine ogen geeft, en blauw-blauw (bb) wat blauwe ogen
geeft.
Een recessieve eigenschap is dus alleen merkbaar als die van beide ouders komt.
Twee Bb-ouders krijgen als kinderen: 25% BB, 50% Bb, 25% bb. (Als er voldoende kinderen zijn om dit ook te zien).
Tot zover deze herhaling van de school-biologie.
Wees gerust; het is niet nodig om dit paraat te hebben om een DNA-test te doen
of te begrijpen; maar een beetje achtergrond kan geen kwaad.
Voor wie verder wil lezen, hier wat mogelijke boeken:
en wat moeilijker:
© DNAgezocht.com